Stijging en daling van de ballon
Een ballon stijgt op door het gegeven dat
warme lucht lichter is dan koude lucht. Hoe warmer de lucht, hoe
groter het stijgvermogen. Door te 'spelen' met de branders kan de
piloot de stijgsnelheden van de ballon beïnvloeden.
De stijg- en daalsnelheid bij een gemiddelde passagiersvaart ligt
tussen de 100 en 400 ft/min. (d.i. ongeveer tussen de 2 en 8 km/uur),
maar meer en minder is goed mogelijk.
Tijdens wedstrijden worden wel stijg- en daalsnelheden gehaald van
1200 ft/min (24 km/uur). Doordat de lucht afkoelt daalt de ballon
vanzelf. Om sneller te kunnen dalen, kan de piloot een klep (de
parachute) boven in de ballon openen, om warme lucht te laten ontsnappen.
De ballon kan uitsluitend zeer beperkt worden gestuurd door op verschillende
hoogtes gebruik te maken van de verschillende windrichtingen. Tijdens
de landing kan de ballon enigszins gedraaid worden door de rotationsvents
te gebruiken.
De ballon vaart ideaal bij droog en rustig weer, zonder thermiek
(warme opstijgende lucht).


